Een paar maanden geleden hield je nog van je job, ging je elke dag enthousiast naar je werk en was het heerlijk om in je team samen te werken. Vandaag kan het je allemaal niet meer schelen:
- Je voelt dat je in je nieuwe directiecomité altijd de zwartepiet toegeschoven krijgt - dan kan je maar beter zwijgen
- Als je je kritische mening durft zeggen in het nieuwe managementteam riskeer je ontslagen te worden - dus je neemt vanaf nu gewoon deel zonder je te moeien
- Je wordt moedeloos van je nieuwe baas die geen enkele betrokkenheid toont naar je werk – je hebt besloten om hem zoveel mogelijk te mijden en te hopen dat hij snel ontslagen wordt
- Je hebt zowat alles geprobeerd om bij die nieuwe collega binnen te geraken, je heb geen flauw idee wat je nog kan doen – elkaar zoveel mogelijk met rust laten lijkt de enige optie
En toch knaagt er iets. Eigenlijk wil je het liefst van al in een goeie verstandhouding samenwerken. Je wil helemaal niet onverschillig zijn.
Wie wil er nu belanden in het schijnbaar oeverloze moeras van onverschilligheid?
Onverschilligheid is één van de gevoelens waar we meestal weinig begrip voor hebben, zowel bij onszelf als bij de ander. Door de buitenwereld vaak gezien als een gebrek aan betrokkenheid, of zelfs als moedwillig stokken in de wielen steken. Maar ook zelf vinden we dat we beter niet onverschillig zijn – kwaad, verdrietig of teleurgesteld tot daar aan toe, maar wie wil er nu belanden in het schijnbaar oeverloze moeras van onverschilligheid?
En toch...
Terwijl onverschilligheid net een bijzonder mooi gevoel is. Want wat is onverschilligheid eigenlijk? In het laatste hoofdstuk van Leidinggeven yes you can - Het lef om het simpel te houden spreken we over innerlijke ja's en nee's. Onverschilligheid is het gevoel dat zich aandient wanneer iemand bang is dat hij zijn innerlijke ja’s en nee’s niet zou mogen respecteren. Bijvoorbeeld wanneer we op een vergadering voelen “nee, ik wil echt niet dat de organisatie deze richting uitgaat”, maar tegelijk voelt dat er onvoldoende veiligheid is om dit ook open op tafel te mogen leggen. Je voelt als het ware een angst die je ertoe zou aanzetten om niet bij je innerlijke nee te blijven.
Een angst die op verschillende terreinen kan zitten. De angst kan op jouw eigen persoon zitten, bijvoorbeeld wanneer je voelt “als ik hier iets van zeg zal dit zich helemaal tegen mij keren”, “ze zullen me nog meer voor de criticus van de groep aanzien”, “ik ben zo moe van telkens de strijd te moeten aangaan” of “ik voel dat dit me pakken energie gaat kosten”. Soms zit de angst op het proces: “ik kan dat niet maken om er nu nog iets van te zeggen, de kar kan toch onmogelijk gekeerd worden”, “alles is al beslist dus mijn tussenkomst zal helemaal geen zin meer hebben” of “hiermee rijt ik oude wonden open die iedereen liever dicht laat”. Vanuit die angst word je terughoudend om je innerlijke nee ruimte te mogen geven. Je wordt onverschillig. Uiterlijk lijkt het alsof je afhaakt, dingen op zijn beloop laat, minder betrokken bent. Innerlijk voel je een stevige “dit wil ik echt niet”, en tegelijk “ik ben moegestreden, ik kan het even niet meer opbrengen om voor deze innerlijke nee te gaan staan”.
Het is eigenlijk een heel natuurlijke reactie om even onverschillig te zijn
En dat is net het mooie aan onverschilligheid. Onze innerlijke ja’s en nee’s zijn pure levenskracht. Ze stuwen ons vooruit in het leven, ze zorgen ervoor dat we zaken realiseren of gevaren uit de weg gaan. Tegelijk kunnen we onszelf soms vergalopperen in het respecteren van die innerlijke ja’s en nee’s. Bijvoorbeeld wanneer we voelen: “wat hier beslist wordt wil ik echt niet” en daar onbezonnen vol voor gaan, om uiteindelijk ontslagen te worden. Of wanneer we iets in beweging willen krijgen waar we op het eerste zicht niet onmiddellijk impact op hebben. Vechten tegen windmolens. Op zo’n moment beschermt onverschilligheid ons tegen roekeloos met je kop tegen de muur lopen, koppig zonder resultaat tegen de stroom blijven inzwemmen of jezelf verbranden in een zinloze strijd.
Het is eigenlijk een heel natuurlijke reactie om even onverschillig te zijn, je even terug te trekken, even afstand te nemen op het moment dat je bang bent dat je je eigen grenzen niet zal kunnen respecteren. Een ingebouwd mechanisme, dat je voorbereidt voor wat nog komt. Een paradoxaal verschijnsel: vanuit het “even niet moeten samenwerken”, ontstaat vaak vanzelf terug de honger om samen te werken. Want onverschilligheid is niet hetzelfde als passiviteit, helemaal afhaken, alles voor altijd laten schieten. Ook al wordt het er vaak mee verward. Onverschilligheid is je even terugtrekken, even stilvallen. Mogen op jezelf terugplooien en mogen voelen dat het je even allemaal niets kan schelen. Als dat er mag zijn, komt je aandacht vanzelf vrij voor wat er nog komt.
Ruimte geven aan onverschilligheid brengt je terug bij je natuurlijke staat van benieuwdheid
Ruimte geven aan onverschilligheid brengt je terug bij je natuurlijke staat van benieuwdheid. Vanzelf ga je op de loer liggen voor wat de nieuwe evoluties zijn, hoe het tij aan het keren is, wat de bewegingen zijn in je team of organisatie. Klaar om, zodra de omstandigheden het terug toelaten, vol voor je innerlijke ja’s of nee’s te gaan. Eindelijk aankaarten wat je werkelijk belangrijk vindt, na een moment van terugtrekken voluit gaan voor die bedrijfscultuur die je zo nauw aan het hart ligt. Of even goed uiteindelijk besluiten “nee, dit wil ik echt niet, ik verlaat dit team of deze organisatie”. Niet vanuit een impulsieve beslissing, maar omdat het toelaten van de onverschilligheid je even de ruimte heeft gegeven om te voelen wat je nu écht wil.